Voor een algemene inleiding over deze 'opvoedingsectie' klik op het voetgangersbord in de linkerbalk. Voor beter begrip van de terminologie lees eerst de informatielijn. Toen ik samen met mijn dochter aan het kijken was naar de opvolger van Assepoester, namelijk: Assepoester 2: Dromen komen uit, ontstond het idee om deze pagina te schrijven. Alhoewel ik een vrij kritische houding ten opzichte van sprookjes (zie bijvoorbeeld Sprookjes of De Gelaarsde Poes), kan ik me goed vinden in de eerste twee Assepoesterverhalen zoals ze door Walt Disney zijn verfilmd. In de tekenfilm zien we gebeuren dat één van de (gemene) stiefzusjes verliefd wordt op een bakker. Dit wordt aanvankelijk gezien als een schande in de familie, maar daar heeft het stiefzusje zelf uiteindelijk lak aan: ze gaat gewoon met hem naar het koninklijk bal en ze leven nog lang en gelukkig, zullen we maar zeggen. Het stipt op deze manier op een prettige wijze een bepaalde diepgewortelde gedachtelijn aan, namelijk betreffende de waarde die aan een bepaald beroep gekoppeld wordt. Kinderen hebben aanvankelijk in het geheel niet het idee dat bepaalde beroepen beter of belangrijker zijn of meer status hebben. Dat is een idee dat ze van de mensen om zich heen meekrijgen. Zoals zo vaak met diepgewortelde gewoontes zitten ze volledig ingebakken in de taal en de manier waarop we er met elkaar over praten. Binnen een ascenderend kader lijkt het me zaak een streep te zetten door dit soort gewoontepatronen. Maar hoe pak je zoiets aan? Een van de methodes die je zou kunnen toepassen is die van het relativisme. Ook lijkt het me erg vruchtbaar om het taalgebruik bewust aan te passen. Laten we beginnen met het laatste.
TAALGEBRUIK AANPASSEN Eén van de meest duidelijke vervormingen is wel de vraag die vaak aan kinderen wordt gesteld: "Wat wil je later worden als je groot bent?" Deze vraag impliceert een aantal zaken, ten eerste dat je later iets wordt door een bepaalde opleiding te volgen en vervolgens een bepaald beroep uit te oefenen. Daarnaast wekt het de indruk dat als je niet kiest voor iets dat je dan ook niets 'wordt'. Buiten dit alles worden kinderen op deze wijze ook geïndoctrineerd met het idee dat het belangrijk is om al vanaf jonge leeftijd bezig te zijn met het bepalen van wat je 'later wilt worden'. Er wordt zo een soort 'gewichtig ideaal in de verre toekomst' voorgeschoteld. Uit dit alles spreekt de veronderstelling dat werken in sterke mate gekoppeld is aan je identiteit. Er wordt schaamteloos gesproken over zijnstoestanden: Ik ben een dokter, een vuilnisman, een bakker of een minister van buitenlandse zaken. Om dit te doorbreken is het van belang om niet langer in dit soort termen te praten en te denken. Dat is natuurlijk verre van eenvoudig vanwege de diep ingebakken natuur van het geheel. Sterker nog: een groot deel van onze maatschappij draait op dit idee. Ascenderen of niet, het blijft natuurlijk van belang dat je in principe in staat bent om zelf je boontjes te doppen. Van het concept 'werken voor geld' zullen we dan voorlopig ook niet afkomen. Het loskoppelen van de identificatie is dan vooral van belang.
WAARMEE WIL JIJ JE GELD VERDIENEN? Op feestjes en gelegenheden kun je dan ook zelf spreken in termen als: "Ik verdien mijn geld door brood te bakken", "Ik werk overdag als dokter", "ik onderhoud mezelf door vuilnis op te ruimen overdag", "Ik verdien mijn geld door in een ziekenhuis de rol van chirurg te vervullen", "Momenteel werk ik als premier", "Ik verdien mijn geld door administratief werk te doen bij bedrijf A.", "Ik verdien mijn geld door leiding te geven aan een bedrijf" of "de staat onderhoudt me momenteel".
RELATIVISME Voor wat betreft andere zaken kun je bijvoorbeeld experimenteren met uitspraken als "sommige mensen vinden het belangrijk om een eigen huis te bezitten, anderen weer niet", "sommige mensen vinden het belangrijk om veel geld te verdienen, sommige mensen vinden dat niet zo belangrijk". Je kunt het ook toepassen bij godsdienstige en maatschappelijke thema's: "Sommige mensen geloven in een hemel en een god, anderen geloven daar weer niet in", "Sommige mensen denken dat ze beter zijn dan andere mensen om dat ze meer geld verdienen en anderen zijn daar weer helemaal niet mee bezig.", "Sommige mensen houden van bier drinken en andere drinken weer liever cola." Alle opmerkingen waarmee je aangeeft dat er grote verscheidenheid is en dat het allemaal bestaat zonder daarbij duidelijk te zeggen wat goed of slecht is, zou kinderen kunnen stimuleren zelf ook wat relatiever te gaan kijken naar hun eigen meningen en ideeën. Misschien zet het ze ook aan om zelf niet zo makkelijk extreme standpunten te gaan innemen wat betreft allerlei perspectieven.
CONCLUSIE
|